dinsdag 22 december 2015
woensdag 9 december 2015
Olie uit …. meikevers. Oil from ..... cockchavers
Animal Rendering - Destructie Column part 25
Please scroll down for the English version
Olie uit …. meikevers.
Please scroll down for the English version
Olie uit …. meikevers.
Dat er niet alleen olie en dierzwart uit kadavers van grote
dieren werd gewonnen, bewijst onderstaande wel.
In de negentiende eeuw waren er bij tijd en wijle zoveel meikevers, dat het
de moeite was om uit deze insecten olie en zelfs gas te winnen. Met name op de
boerderijen in Hongarije, waar de meikevers geregeld ware plagen vormden, werd dit gedaan
Men stopte daarvoor de insecten in een stenen of ijzeren pot en dekte de kevers af met stro of met fijn gaas. Deze pot werd dan met de opening naar beneden boven een opvangbak gezet en om de pot werd een vuur gestookt. De olie droop dan in de opvangbak en kon heel goed als smeer worden gebruikt. Er waren hiervoor overigens ook potten, die aan de onderkant een aparte tuit hadden voor de olie.
Men stopte daarvoor de insecten in een stenen of ijzeren pot en dekte de kevers af met stro of met fijn gaas. Deze pot werd dan met de opening naar beneden boven een opvangbak gezet en om de pot werd een vuur gestookt. De olie droop dan in de opvangbak en kon heel goed als smeer worden gebruikt. Er waren hiervoor overigens ook potten, die aan de onderkant een aparte tuit hadden voor de olie.
In 1840 werd in Freiberg een proef gedaan om uit de kevers
gas te winnen door de kevers in een retort droog te destilleren. Het resultaat
van deze proef was zeer geslaagd want het leverde niet alleen een mooi helder
brandend “lichtgas” op. Ook bleef er uiteindelijk in de retort een mooi
metaalachtig glanzend dierzwart over, dat – net als “aktieve kool” goed als
reinigingsmiddel kon worden gebruikt.
De “keverkool” kon verder met potas (kaliloog) en ijzerspaanders worden omgezet in een goede kwaliteit bloedloogzout en uiteindelijk in Berlijns Blauw worden omgezet.
Enige “productiecijfers”
Met het uitsmelten gaf acht delen kevers gaf 3 delen olie
De “keverkool” kon verder met potas (kaliloog) en ijzerspaanders worden omgezet in een goede kwaliteit bloedloogzout en uiteindelijk in Berlijns Blauw worden omgezet.
Enige “productiecijfers”
Met het uitsmelten gaf acht delen kevers gaf 3 delen olie
Bij de “gasproductie” werd per liter kevers ca 28 liter
lichtgas gewonnen en iets minder dan 20 gram “keverkool”.
Oil from .... cockchafers.
That not
only oil and animal black was won out the carcasses of only large animals ,
proves the following:
In the
nineteenth century there were at times as much as cockchafers, that it was wurth
to get out of this insect oil and even gas. In particular the farms in Hungary , where the cockchafers regularly
became true pests, this was done.
The insects
were put in a stone or iron pot and the beetles were covered off with straw or
with fine mesh. This pot was then put upside down over a container and around the
pot a fire was burned. The oil then dripped into the sump and could very well
be used as lubrication. To do this, there were also pots, which had a separate
spout at the bottom for the oil.
In 1840 in Freiberg a test was done to gain gas out of
the beetles by “dry-distillation” of the
beetles in a retort. The result of this
test was very successful because it provided not only a beautiful bright
burning "illumination gas" . Further on the retort also remained a nice
metallic shiny animal black, which – like "active carbon" could be
used as a adsorption material in cleaning liquids. The "beetle
carbon" could further be processed with potash (potassium hydroxide) and
iron chips and be converted in good quality prussiate and finally into Berlin Blue.
Some "production
figures"
With melting gave eight parts beetles 3 parts of oil
at the "gas production" one liter of beetles gave approx 28 litres gas and a little less than 20 grams of "beetle carbon".
With melting gave eight parts beetles 3 parts of oil
at the "gas production" one liter of beetles gave approx 28 litres gas and a little less than 20 grams of "beetle carbon".
Levenscyclus van de meikever Lifecycle of the cochchafer
Bron: nl.wikipedia.org/wiki/Meikever#Voortplanting_en_ontwikkeling
maandag 23 november 2015
Artikel in Haarslev Herald over deze blog Article in the Haarslev Herald about this blog
Onlangs
heeft de Haarslev Herald dit interview met mij gepubliceerd over mijn blog over
de geschiedenis van de destructie. De Haarslev Herald wordt verspreid onder het
personeel en de stakeholders.
Ook nu ben ik hier erg blij mee en vind ik dit een grote eer.
A couple of weeks ago Haarslev Herald published an intgerview with me about my blof on the history of animal rendering. The Herald is distributed to the staff and stakeholders.
And again I am very glad with that and I think this is a great honnor
.http://historyofdestructieoranimalrendering.com/2015/11/23/artikel-in-haarslev-herald-over-deze-blog-article-in-the-haarslev-herald-about-this-blog/
Ook nu ben ik hier erg blij mee en vind ik dit een grote eer.
A couple of weeks ago Haarslev Herald published an intgerview with me about my blof on the history of animal rendering. The Herald is distributed to the staff and stakeholders.
And again I am very glad with that and I think this is a great honnor
.http://historyofdestructieoranimalrendering.com/2015/11/23/artikel-in-haarslev-herald-over-deze-blog-article-in-the-haarslev-herald-about-this-blog/
maandag 9 november 2015
Verkleinen: Van de oude beenderenmolens naar de huidige “crushers” Reducing size From bonemills to todays crushers
Animal Rendering - Destructie Column part 24
Please scroll down for the English version
Van de oude beenderenmolens
naar de huidige “crushers”
Rond 1850 werden in Amerika en in Engeland zowel rauwe als uitgekookte
botten net als steenkool met twee
tegen elkaar indraaiende walsen vermalen. Dergelijke tandwalsmolens of Yorkshire Bonemills waren wellicht
de voorlopers van de hedendaagse in de destructie gebruikte “crushers”.
De walsen van deze
beenderenmolens waren gelagerd in een stevige behuizing, waarin van boven af de
botten werden toegevoerd nadat eerst alle ongerechtigheden zoals stukken ijzer
waren verwijderd,. De walsen hadden om hun omtrek allemaal kransen van tanden,
waarbij die van de ene wals precies tussen de kransen van de andere wals paste. Door het tegen elkaar indraaien van de walsen
werden de botten hiertussen gebroken, waarbij de grootte van de verkregen
brokken bepaald wordt door de afmetingen van de tanden .
Gebeurde de aandrijving
van deze molen op kleine vilderijen vaak nog handmatig, grotere bedrijven
hadden hiervoor een mechanische aandrijving.
Om de botten heel fijn
of zelfs geheel tot poeder te vermalen werd onder het eerste paar walsen een
tweede en soms zelfs een derde stel walsen opgesteld. De lengteassen stonden
hierbij dan haaks op de lengteassen van de walsen daarboven, waarbij de tanden
van het onderste paar het fijnst waren. Aan de onderzijde wordt het vermalen
materiaal afgevoerd.
Tegenwoordig moeten – voor
de vereiste hittebehandeling niet alleen botten maar ook grote hompen en hele
kadavers verkleind worden tot een brij-achtig mengsel van vloeistof en vaste
delen, waarbij sinds begin jaren negentig volgens de wet de vaste stukjes in
deze brij uiteindelijk niet groter mogen zijn dan 5 cm. Het verkleinen gebeurt
in een breker of “crusher”, die enigszins is te vergelijken met de bovenstaande
beenderenmolens. in een trechtervormige bunker liggen onderin evenwijdig naast
elkaar twee assen, met daarop over hun gehele lengten haaks hierop (snij)nokken.
Hierbij passen de nokken van de ene as steeds tussen die van de andere in. De
assen draaien langzaam tegen elkaar in, waarbij de nokken dan telkens in het
materiaal haken en - tegen elkaar in draaiend – niet alleen beenderen breken
maar ook steeds stukken uit het materiaal snijden. De stukken en ook de
vloeistoffen komen op de onderliggende transportband naar de verdere verwerking
terecht. Om er voor te zorgen dat de vaste stukjes klein genoeg zijn, wordt de
verkleining vaak in twee stappen gedaan. De tweede stap is hierbij dan vergelijkbaar
met de eerste.
Tussen deze twee stappen in worden met magneten de ongewenste metalen voorwerpen eruit gehaald.
Tussen deze twee stappen in worden met magneten de ongewenste metalen voorwerpen eruit gehaald.
From the old bonemills to todays crushers
Around 1850 in America and in the UK both raw as boiled-out
bones were - just like coal - grinded in between two against each other
turning rollers.. Such Bonemills or Yorkshire mills were the
forerunners of the contemporary in the rendering industry used
"crushers".
The rollers are beared in a strong casing, in which from above the bones
are loaded after first removing all iniquities as iron pieces. On their
surroundings the rollers have whorls of teeth, of which the teeth of one roller
goes right in between the teeths of the whorls of the other roller.
By the turn of the rollers against each other the bones are between the
rollers broken, where the size of the obtained pieces is determined by the size
of the teeth.
On the small knacker-yards the mill drive happened manually, still larger
“companies” often already had a
mechanical drive.
To grind the bones to a very fine powder there became among the first pair of
rolls a second and sometimes even third set rollers. The length axles were then
at right angles to the length of the rollers up there, of which the teeth of
the lower rollers were the finest. At the bottom is the shredded material
discharged
Nowadays – for the required heat treatment not only bones but also large
hunks and entire carcasses have to be reduced to a slurry of liquid and solids,
in which - since the early 1990s - according to the law the solid pieces have
to be smaller than 5 cm. The reduction occurs in a crusher, which is somewhat
similar to the above described bones
mills.
On the bottom of a funnel-shaped bunker are - parallel next to each other - two axles, with over their entire lengths in a right angle (cutting) cams. It always fit the cams of the one between those of the other. The axes turning slowly against each other, where each time the cam in the equipment hooks and-against each other in turning – not only break bones but also cutting pieces from the material to be crushed. The pieces and also the fluids come on the underlying conveyor to the further processing. To ensure that the solid pieces s became mall enough, the reduction is often done in two steps. The second step is then similar to the first.
Between these two steps
in with magnets the unwanted metal objects taken out.On the bottom of a funnel-shaped bunker are - parallel next to each other - two axles, with over their entire lengths in a right angle (cutting) cams. It always fit the cams of the one between those of the other. The axes turning slowly against each other, where each time the cam in the equipment hooks and-against each other in turning – not only break bones but also cutting pieces from the material to be crushed. The pieces and also the fluids come on the underlying conveyor to the further processing. To ensure that the solid pieces s became mall enough, the reduction is often done in two steps. The second step is then similar to the first.
Boven- en
zij aanzicht breker met de twee tegen elkaar indraaiende getande rollen, zoals
in Amerika werd gebruikt. Op de afbeelding helemaal rechts
zien we het wiel voor de handmatige! aandrijving
Top and side view with the two
against each other turning toothed roles, such as in America
was used. On the image at the far right, we see the wheel for the manual! drive
…
(Bron: Dawidowski and Brannt "Glue gelatine animal charcoal,phosphoros, cements pastes and mucilages " 1905 p. 35)
hedendaagse crusher
Bron: Eigen foto
maandag 19 oktober 2015
Blog Historie dierlijk afvalverwerking gedeeld door Haarslev Blog History animal rendering shared by Haarslev
Haarslev Industries, één van de grootste leveranciers van rendering processen en installaties heeft vandaag op Linked-in de blog over de geschiedenis van de animal rendering (destructie) gekoppeld aan haar showcasepagina "Protein Recycling, Rendering and Fish"
Een grote eer!
Haarslev Industries, one of the largest suppliers of rendering processes and installations has today linked to its showcase page "Protein Recycling, Rendering and Fish" on Linked-in the blog about the history of the animal rendering
Een grote eer!
Haarslev Industries, one of the largest suppliers of rendering processes and installations has today linked to its showcase page "Protein Recycling, Rendering and Fish" on Linked-in the blog about the history of the animal rendering
maandag 12 oktober 2015
Botten als meststof Bones as a fertilizer
Animal Rendering - Destructie Column part 23
Please scroll down for the English version.
Botten als meststof
Deze zomer heb ik in onze vakantie in het Duitse Sauerland kennis kunnen maken met een oude manier van het verkleinen van botten.
Pas in de tweede helft van de achttiende eeuw ontdekte men – met name in Engeland dat van gemalen botten een heel goede meststof gemaakt kon worden. Men vermaalde in water de botten tot een vettige deegachtige massa, die men in hoopjes op de grond eerst liet rotten en ze daarna als mest uit over het land uitspreidde. In Amerika mengde men de vermalen botten daarvoor met mest .
In Duitsland kwam het gebruik van botten als meststof pas een eeuw later, rond 1850 op gang. Men ontdekte verder dat uitgekookte en ontvette botten een betere werking als mest hebben, dan “rauwe”botten.
In Duitsland kwam het gebruik van botten als meststof pas een eeuw later, rond 1850 op gang. Men ontdekte verder dat uitgekookte en ontvette botten een betere werking als mest hebben, dan “rauwe”botten.
Voor een goed uitkoken en ontvetten moesten de botten eerst worden verkleind. Aanvankelijk deed men dat bijvoorbeeld door ze met een botte bijl op de holte van de naaf van een oud wagenwiel kapot te slaan of ze overlangs te splijten, waardoor het merg rechtstreeks bloot kwam te liggen.
Sneller en ook minder arbeidsintensief was het raspen van de (rauwe) botten met een draaiende draaiende raspcilinder. Ook dit gebeurde veelal geheel handmatig maar op een vilderij bij de Puy de Dome in Frankrijk had werd de rasp door een waterrad aangedreven.
Het fijn stampen van de uitgekookte en brosse botten gebeurde op verschillende manieren. De eenvoudigste is het handmatig fijnstampen met een zwaar voorwerp, dat een intensief en langdurig werk was.
Later kwamen hiervoor molens met in een trog een rij stampers. Elke stamper had een zwaren ijzeren voet en bij het ene type molen aan de zijkant een in hoogte verstelbare pal. Verder had de molen een draaiende as met daarop pennen, die telkens elke stamper aan de pal omhoog tilden, waarna de stamper weer in de trog terug viel. De hoogte van de pal bepaalde de slagkracht van de stamper.
Bij een ander type molen had elke stamper een uitsparing en de molenas een serie gebogen pennen, die door de uitsparingen van de stampers draaiden en zo telkens de stampers opheften.
De as met de pennen kon door wind- of waterkracht worden aangedreven. In Duitsland waren nog tot ver na de Tweede Wereldoorlog dergelijke door waterkracht aangedreven “Knochenmühlen” werkzaam.
Sneller en ook minder arbeidsintensief was het raspen van de (rauwe) botten met een draaiende draaiende raspcilinder. Ook dit gebeurde veelal geheel handmatig maar op een vilderij bij de Puy de Dome in Frankrijk had werd de rasp door een waterrad aangedreven.
Het fijn stampen van de uitgekookte en brosse botten gebeurde op verschillende manieren. De eenvoudigste is het handmatig fijnstampen met een zwaar voorwerp, dat een intensief en langdurig werk was.
Later kwamen hiervoor molens met in een trog een rij stampers. Elke stamper had een zwaren ijzeren voet en bij het ene type molen aan de zijkant een in hoogte verstelbare pal. Verder had de molen een draaiende as met daarop pennen, die telkens elke stamper aan de pal omhoog tilden, waarna de stamper weer in de trog terug viel. De hoogte van de pal bepaalde de slagkracht van de stamper.
Bij een ander type molen had elke stamper een uitsparing en de molenas een serie gebogen pennen, die door de uitsparingen van de stampers draaiden en zo telkens de stampers opheften.
De as met de pennen kon door wind- of waterkracht worden aangedreven. In Duitsland waren nog tot ver na de Tweede Wereldoorlog dergelijke door waterkracht aangedreven “Knochenmühlen” werkzaam.
De Knochenmühlen van Mühlhofe-Meinerzhagen, van Finnentrop-Fretter en van Eslohe zijn als “Technischen Denkmal te bezichtigen.
Hiervan heeft de molen in Mühlhofe stampers met aan de achterkant pallen en de beide andere molens stampers met daarin een uitsparing.
Hiervan heeft de molen in Mühlhofe stampers met aan de achterkant pallen en de beide andere molens stampers met daarin een uitsparing.
Bones as a fertilizer
This summer during our holiday in the German Sauerland I was introduced to an old way of reducing the size of bones.
Only in the second half of the eighteenth century it was discovered – particular in England - that grounded bones were a very good fertilizer. In water one milled bones to a greasy dough-like mass, which first was put in heaps on the ground to let it rot and then one spreaded this out over the land as a fertilizer. In America the grinded bones were mixed with manure.
In Germany the use of bones as fertilizer came just a century later, around 1850. It was discovered that boiled out and so degreased bones better functioned as a fertilizer, than "raw" bones does.
In Germany the use of bones as fertilizer came just a century later, around 1850. It was discovered that boiled out and so degreased bones better functioned as a fertilizer, than "raw" bones does.
For a good boiling out and degreasing of the bones, they had at first to be reduced. Initially one did that, for example, by placing them on the cavity of the hub of an old wagon wheel and beating them with a blunt axe or one splitted them lengthwise, making it marrow expose directly.
Faster and also less labor intensive was the grating of the (raw) bones using a circular rotating grate cylinder. Also this happened mostly entirely manual, on a knacker-yard near the Puy de Dome in France the grate was powered by a water wheel.
Faster and also less labor intensive was the grating of the (raw) bones using a circular rotating grate cylinder. Also this happened mostly entirely manual, on a knacker-yard near the Puy de Dome in France the grate was powered by a water wheel.
The fine poundering of the degreased and brittle bones happened in different ways. The simplest way was manually grinding with a heavy object, that an intensive and prolonged work was.
Later, in a trough for mills with a row of pounders. Each pounder had a heavy iron foot and at one type of mill on the side of the pounder there was a height-adjustable ratchet. The mill also had a rotating axle with pens, which raised each pounder with his ratched, after which the pounder fell back again into the trough. The height of the ratchet determined the strength of the “blow” of the pounder.
At another type of mill each pounder had a recess and the mill-axel had a series of bent pins, which turned around in the recesses of the pounders an so raised the pounders and let them fall down into the trough.
The axis with the pins could be powered by wind or water power. In Germany until well after the second world such "Knochenmühlen" powered by water power were still active.
Later, in a trough for mills with a row of pounders. Each pounder had a heavy iron foot and at one type of mill on the side of the pounder there was a height-adjustable ratchet. The mill also had a rotating axle with pens, which raised each pounder with his ratched, after which the pounder fell back again into the trough. The height of the ratchet determined the strength of the “blow” of the pounder.
At another type of mill each pounder had a recess and the mill-axel had a series of bent pins, which turned around in the recesses of the pounders an so raised the pounders and let them fall down into the trough.
The axis with the pins could be powered by wind or water power. In Germany until well after the second world such "Knochenmühlen" powered by water power were still active.
The Knochenmühlen of Mühlhofe-Meinerzhagen, nearby Eslohe and at Finnentrop-Fretter can be visited as "Technischen Denkmal. At the mill in Mühlhofe the pounders had on the back ratchets and in both other mills the pounders containing a recess.
Beenderenmolen met stampers in een trog.
Bone-mill with pounders in a trough.
Bron: Dawidowski Brannt Glue gelatine animal charcoal etc 1905 p. 34
Bone-mill with pounders in a trough.
Bron: Dawidowski Brannt Glue gelatine animal charcoal etc 1905 p. 34
In de beenderenmolens van Fretter" en van Eslohe hebben de stampers een uitsparing voor de pennen op de molenas
At the bone-mill of Fretter the pounders have a recesse for the penns on the mill-axel
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans Fretter mill
At the bone-mill of Fretter the pounders have a recesse for the penns on the mill-axel
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans Fretter mill
In de molen van Eslohe zijn de uitsparingen in de stampers goed te zien. In the mill of Eslohe the recesses in the pounders are good to see.
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans
De gebogen pennen op de molenas bij stampers met een uitsparing. The curved pins of the mill-axel (Eslohe)
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans
Stampers in de trog (Molen Fretter) Pounders in the trough (Fretter Mill)
Bron: Foto: A.M.T.M. Oudejans
Bron: Foto: A.M.T.M. Oudejans
De stampers van de molen in Mühlhofen hebben pallen The pounders of the Mühlhofen Mill have ratchets.
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans
Molenas met pennen in de molen van Mühlhofen Millaxel with pins in the mill of Mühlhofen
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans
Bron: Foto A.M.T.M. Oudejans
Labels:
abdecker,
beenderen,
bone-mill,
bones,
botten,
Eslohe,
fertilizer,
Fretter,
Knochenmühle,
kunstmest,
Meinerzhagen,
meststof,
Mühlhofe,
pounder,
pounder-mill,
Sauerland,
stampers,
Technischen Denkmahl
donderdag 3 september 2015
De eerste destructieketels in de vorm van horizontale autoclaven The first rendering cookers in the form of horizontal autoclaves
Animal Rendering - Destructie Column part 22
Please scroll down for the English version
Please scroll down for the English version
De eerste destructieketels
in de vorm van horizontale autoclaven
Naast de rechtop staande autoclaven kwamen er
in de negentiende eeuw ook liggende destructie-autoclaven, waarvan het apparaat
van Blackhall-Slight in Edinburgh uit 1850 één van de eerste was.
Blackhall-Slights’ autoclaaf was
enkelwandig, had een ovale dwarsdoorsnede en was op de voor- en bovenkant na
samen met een vuurhaard geheel ommuurd. De bovenkant had een veiligheidsklep
annex drukregelaar en een afsluiter voor het ontluchten en voor het toevoeren
van water. De voorkant had helemaal onderaan een aftapkraan voor vet en water
en het mangat voor het vullen en het
lossen van de verkookte massa. De afdichting van het mangatdeksel gebeurde met
een klem, waarbij henneptouw en havermeel als “afdichtingspakking” werd
gebruikt.
Vlak boven de aftapkraan had de autoclaaf
over de volle lengte een zeefbodem, waarop de te verwerken botten etc kwamen te
liggen. Na toevoegen van een hoeveelheid water werd het geheel opgewarmd. Zodra
er uit de ontluchtingskraan op de autoclaaf alleen nog stoom kwam werd deze
afgesloten en de autoclaaf op een druk van 2 bar gebracht. Na een vol etmaal
onder een druk van 2 bar stomen waren de botten, afgekeurd vlees en kleine
kadavers uiteengevallen en kon de druk uit de autoclaaf worden afgelaten.
Vervolgens werd onder aan de autoclaaf eerst het lijmwater afgetapt en daarna
het vet.
Voor een gelijkmatiger drukbelasting waren
de latere destructieautocklaven niet meer ovaal maar hadden zij een ronde
dwarsdoorsnede. Bovendien kwamen er tussen de voor en achterkant over de volle
lengte horizontale trekstangen of hoekijzers voor versteviging van het geheel.
In addition to the
upright standing autoclaves, nineteenth century there came also horizontal
rendering cookers, of which the device of Black hall-Slight in Edinburgh from 1850 one of the first was.
Black hall-Slights '
autoclave was single hulled, had an oval cross section and was except the front
and top fully together with the firebox walled. On top of the autoclave there
was a safety valve/pressure regulator and a valve for venting the air, for
feeding water and bleeding of pressure. The front had a draining valve for fat
and gluewater and a manhole for filling and discharging the boiled mass. The
sealing of the manhole cover was done with a clamp, with hemp twine and oatmeal
was used as "sealing stuffing".
Right above the
drain valve at its full length the autoclave had a sieve bottom, on which the raw
bones etc were put. After adding a quantity of water the whole was warmed up.
As soon there came only steam from the vent valve on the autoclave the valve
was closed and the autoclave brought on a pressure of 2 bar.
After 24 hours steaming and boiling at a pressure of 2 bar the bones, meat and small carcasses were disintegrated and could be bleeding off the autoclave pressure. After that at the bottom of the autoclave first the glue water was drained followed by the fat.
After 24 hours steaming and boiling at a pressure of 2 bar the bones, meat and small carcasses were disintegrated and could be bleeding off the autoclave pressure. After that at the bottom of the autoclave first the glue water was drained followed by the fat.
For a more equal
pressure loads the cross section of the later rendering autoclaves was no
longer oval but round. In addition to that, there were between the front and
back along the full length horizontal tie rods or angle irons for reinforcement
of the autoclave.
Het apparaat van Blackhall-Slight met dwars- en overlangse doorsnede. Op de doorsneden is de geperforeerde boden, waar de botten op liggen aangegeven met m-m
Goed is te zien dat het wel een veiligheidsklep maar geen manometer en ook geen peilglas had. Het apparaat was 2 m lang en had 90 cm breed.
Goed is te zien dat het wel een veiligheidsklep maar geen manometer en ook geen peilglas had. Het apparaat was 2 m lang en had 90 cm breed.
The device of Black hall-Slight with transverse and longitudinal cross-section. On the cross sections is the perforated bottom, where the bones are put on is indicated by m-m . Good to see is that the autoclave does have a safety valve but no pressure gauge and also no sight glass. The device was 2 m long and had 90 cm wide.
Bron: Rühlmann Über Blackhall’s Apparat zum Dampfen der Knochen als Düngermittel
woensdag 2 september 2015
Boek “Categorie één; Geschiedenis van de dierlijk afvalverwerking” ter inzage in het Boerenbondmuseum Gemert Book “Category one; Geschiedenis van de dierlijk afvalverwerking” available for inspection in the Boerenbond museum Gemert
Als onderzoekster en schrijfster van het boek “Categorie één” ben ik zo trots als een pauw, dat mijn boek ter inzage ligt in het Boerenbondmuseum te Gemert. En dan niet zomaar tussen alle andere boeken, die het museum heeft maar in hun gebouw van de “Destructor NCB “
As researcher and author of the book “Category one” I am so proud as a Peacock, that my book is available for inspection in the Boerenbond museum in Gemert. And then not just among all the other books, which the museum has but in their building of the “Destructor NCB”
dinsdag 11 augustus 2015
Het uit de destructieautoclaaf lossen van het verkookte kadavermateriaal The unloading of the rendering autoclave from the cooked animal carcasses
Animal Rendering - Destructie Column part 21
Please scroll down for the English version
Please scroll down for the English version
Het uit de destructieautoclaaf lossen van het verkookte kadavermateriaal rond 1880
Het verkookte kadavermateriaal moest
handmatig weer uit de destructieautoclaaf gespit worden, waarvoor meestal
iemand de autoclaaf in moest. We kunnen ons voorstellen, dat dit een zwaar en
uiterst onaangenaam werk was. Bovendien koste dit veel tijd, omdat de autoclaaf
eerst moest afkoelen.
Hieronder staan een paar van de methoden,
die bedacht zijn om dit werk niet alleen enigszins te verlichten maar ook om
dit in een veel kortere tijd te kunnen doen.
Rond 1844 deed, Ebenezer Wilson in
Cincinnatti, dit via een klep in zowel de bodem van de autoclaaf als in de
zeefplaat . Beide kleppen werden gelijktijdig met een ketting of een spindel via
het deksel van de autoclaaf geopend, waarbij het vaste materiaal dan in één
keer vanaf de zeefplaat in een opvangbak onder de autoclaaf viel. In 1874 had Wilson
vier van deze autoclaven in werking, elk met een inhoud van 5,5-7 m3.
De New Yorker Husband deed dit rond 1879 door
de zeefplaat voor het kadavermateriaal in de autoclaaf schuin naar het mangat
toe te leggen.
De autoclaaf uit 1867 van William Perry uit
Massachusetts kon in het midden met een ketting om zijn dwars as gedraaid
worden. Aan het ene uiteinde van de autoclaaf was de opening voor het vullen en
het ledigen. De andere kant had een zeef met daaronder een aftapkraan.
De stoom werd via een leiding door het lager
van de dwarsas in de autoclaaf geleid. De autoclaaf werd rechtop gezet en via
de aftapkraan aan de onderkant werd continu het ontstane vet en lijmwater naar
een ander vat afgetapt. De vaste materiaal op de zeef bleef zo “droog” en
constant volledig aan de werking van de stoom blootgesteld. Na afloop van het proces werd de druk
afgelaten, de aftapkraan losgekoppeld en de vulopening geopend. Het geheel werd
met de ketting een halve slag gedraaid waarna de vaste resten uit de autoclaaf uit
vielen om elders tot meststof te worden vermalen.
The
unloading of the rendering autoclave from the cooked animal carcasses aroud 1880
The cooked material had to removed from the rendering autoclave or “digester”
by carving out manually, for which usually someone had to go into the digester.
We can imagine, that this is a heavy and extremely unpleasant work. In addition
to that, this costs much time because of the fact that the autoclave first had
to cool down.
Below a few of the methods are
descripted, not only designed to relieve this work a little bit but also to be able to do this in a much
shorter time.
Around 1844, Ebenezer Wilson in Cincinnatti, did this by means of a
valve in both the bottom of the digester as in the false seave bottom. Both
valves were simultaneously opened with a chain or a spindle through the lid of
the digester, after which at one time the solid material fell directly from the
sieve plate into a container under the digester. In 1874 Wilson had four of
these autoclaves working, each with a capacity of 5.5-7 m3.
The New Yorker Husband did this around 1879 by putting in the digester the
sieve plate for the cadaver material diagonally towards the manhole.
In 1867 William Perry’s digester from Massachusetts could be rotated
with the aid of a chain around its cross axis in the middle. At one end of the digester
was the opening for filling and emptying. The other side had a screen with a
drain valve.
The steam was led into the digester through a conduct-pipe through the
bearing of the transverse axis. The
digester was put upright and via the drain valve at the bottom the resulting
grease and glue water were continuously drained to another barrel. In that way
the solid material on the screen remained "dry" and also constantly
exposed to the full influence of the
steam. At the end of the process, the
pressure was released, the drain valve disconnected and the filling opening
opened. With the chain the whole thing was turned a half turn after which the remains
fell from the autoclave for being ground elsewhere to fertilizer.
De van
buiten af bedienbare los opening aan de onderkant van de autoclaaf uit 1844 van Wilson.
From the outside controlled unloading valves in seave and bottom of the autoclave from 1844 by
Bron: L.A. Andès: Animal Fats and Oils 1898 p. 33
Labels:
animal rendering,
autoclave,
carcasses,
Cincinatty,
condemned meat,
cooker,
destructieautoclaaf,
digester,
equarrissage,
kadavers,
Perry,
tierkoerperverwertung,
Wilson
woensdag 10 juni 2015
Maden: Krachtvoer voor de negentiende eeuwse “plofkippen” Maggots: Power fodder for the bloated broilers of the nineteenth century
Animal Rendering - Destructie Column part 19
Please scroll down for the English version
Please scroll down for the English version
Maden: Krachtvoer voor de negentiende eeuwse
“plofkippen”
Na de vinding van Appert in 1823 zouden gedurende geruime
tijd autoclaven voor de meeste kleinere vilderijen nog onbetaalbare dingen
blijven en zullen de vilders voorlopig in “gewone potten en ketels” kadavers,
botten en ander vleesafval om hun vet uitkoken. Naast dit werk en het onthuiden
hadden zij in de negentiende eeuw nog enkele “nevenactiviteiten”.
Eén daarvan was het kweken van maden, die voor de vissers en
de kippenboeren erg gewild waren als visvoer respectievelijk krachtvoer. Zo was
er in Frankrijk een kippenboer, die in de wijde omgeving de magerste
scharminkels voor een appel en een ei opkocht en ze met maden voerde. Wat hem
met ander kippenvoer, zoals graan niet lukte, lukte dat wel met een dieet van
maden. In twee weken waren deze kippen drie maal zo zwaar geworden en konden
even later als het exquise “Poulardes du Mans” aan de man worden gebracht……. .
In het begin werden plukten de vilderskinderen hiervoor de
maden gewoon van de her en der op de vilderijen verspreide stinkende
afvalhopen. Later werd hiervoor een veel effectievere ‘productiemethode”
gevolgd.
Op een verloren stuk grond van de vilderij werden de
ingewanden en overig rottend vlees uitgespreid tot een laag van ca 15 cm dik.
Om uitdroging door direct zonlicht te voorkomen, strooide de vilder er een laag
stro overheen. Vanwege de sterke rottingsgeur kwamen de vliegen er onmiddellijk
op af om er hun eitjes te leggen. Door de gehele laag konden de maden zich
massa goed ontwikkelen. Was de laag dikker, dan zou de temperatuur in die laag
te hoog oplopen, de concentratie aan rottingsgassen te hoog worden en de maden
daardoor dood gaan. Na een paar dagen tot een week was de laag één bewegende wriemelende
en krioelende massa maden geworden. De vilderskinderen zochten dan handmatig de
zwarte humusdeeltjes hieruit, waarna de maden werden opgeschept en per kilo als
geheel schoon kippen- en vissenvoer werden verkocht.
In de tweede helft van de negentiende eeuw was er bij Parijs
één vilder, die zo in het visseizoen per week bijna 2 kubieke meter! maden produceerde en aan de man bracht……
Maggots:
Power fodder for the bloated broilers of the nineteenth century
After the
invention of Appert in 1823 still for quite a long time autoclaves will be too
expensive for most smaller knackeries and for the time being, the skinners will
still use "ordinary pots and kettles" for boiling down animal
carcasses, bones and other meat waste for producing the fat. In the nineteenth
century the skinners or knackermen had - in addition to this work and skinning -
had some “side-activities”.
One of these
side-activities was growing maggots, which were for the fishermen and the
chicken farmers much sought after as fish feed respectively feed concentrates
or “power fodder”. In France there was a chicken farmer, who in the wide
surroundings bought up at a very low price the leanest scraggy chickens and
feed them for a couple of weeks with maggots. When other chicken feed, such as
corn did not succeed, with a diet of maggots it succeeded well. Within two
weeks the weights of the chickens were three times the original weight and the
chicken farmer sold them as the
exquisite "Poulardes du Mans" ........
In the
beginning the children of the skinners picked the maggots from the foul-smelling
waste heaps which were scattered all over the knackeries. Later on a much more
effective “production method " was followed.
On a lost
part on the knackery intestines and other rotting meat was spread to a layer
with a thickness of about 15 cm. To
prevent dehydration by direct sunlight, the skinner interspersed a layer of straw over it. Because of the
strong rotting smell the fly’s came off immediately to lay their eggs. All
trough the whole layer the maggots could grow very well. When the layer was
thicker, than would the temperature on within the layer too high, the
concentration of rotting gases become too high and the maggots thereby died. After
a few days to a week the layer was one moving squirming and wriggling mass of maggots.
The skinners children manually sorted out the tiny black humus particles, after
which the maggots were scooped up and were sold per kilo as clean chicken and
fish feed.
In the
second half of the nineteenth century at Paris there was one skinner, who - during
the fishing season - produced and sold per week almost 2 cubic meters! of maggots
……..
Bron: Eigen foto
Labels:
afgekeurd vlees,
animal rendering,
bloated broiler,
broiler,
carcasses,
condemned meat,
destructie,
equarrissage,
fly,
kadavers,
knackerman,
knackery,
maden,
maggots,
offal,
plofkip,
vlieg
zaterdag 9 mei 2015
Van try-pots en traan, Animal rendering in whaling
Animal rendering - destructie Column part 19
Please scroll down for the english version
Please scroll down for the english version
Van "try-pots" en traan,
In mijn ontdekkingsreis in
de geschiedenis van de destructie zie ik niet alleen oude processen en
installaties maar kom ik regelmatig allerlei opmerkelijke zaken tegen. Vandaag
wil ik over deze uit Australie en Nieuw
Zeeland iets vertellen.
Naast het verwerken van de
gebruikelijke dierlijke bijproducten van vee, was daar medio negentiende eeuw ook
het - in dit kader - veel minder bekende verwerken van walvissen. Walvisolie of “traan” werd
niet alleen gebruikt in margarine maar was onder andere ook zeer geliefd als
lampolie en smeerolie.
In bepaalde jaargetijden
kwamen aan de zuidkust van Australie en van Nieuw Zeeland de walvissen heel
dicht bij de kust. Zo dichtbij, dat de jagers er met roeibootjes naar toe
konden varen en de dieren konden doden. Met diezelfde roeibootjes sleepten de
jagers ze vervolgens naar de “try-works” aan de kust om ze te verwerken. In het
kort ging dat als volgt:
Op een hoog gelegen punt
aan de kust stond een wachter, die wanneer hij een walvis in het vizier kreeg,
de jagers waarschuwde om er met hun bootjes op af te gaan. Met harpoenen en
speren werd de walvis aangevallen, afgemat en uiteindelijk gedood, waarna het
kadaver naar de kust werd gesleept en zo
ver mogelijk op het land werd getrokken. De dikke laag spek werd in lange
stroken van het kadaver afgesneden waar ze hoger op de kust in handzamere
stukken werden gesneden of gehakt. In grote kookpotten, de zogeheten “try-pots”
op open vuur werd dan het vet eruit gesmolten. Zo’n try-pot had aan één kant een
overloopgoot, waardoor het gesmolten vet naar een tweede pot vloeide. In deze
tweede pot bleef het vet net zo lang totdat de verontreinigingen en eventueel
meegekomen water naar de bodem waren uit gezakt. Het vet werd uit deze pot in de
opslagtanks geschept, waarin het verder afkoelde
om daarna in vaten te worden gedaan.
Zo werd er vanaf ca 1828
tot 1930 aan de zuidelijke kusten van Australie en Nieuw Zeeland walvisolie
geproduceerd..
Overigens waren er al in
het midden van de achttiende eeuw al een vorm van “fabrieksschepen”, waarop de
walvissen op zee al konden worden verwerkt. Voor het speksnijden werd het dier
langszij getrokken en vastgebonden. Deels op het dier zelf, deels vanaf een
soort bordes werd al balancerend het spek van het dier gesneden en aan dek
gebracht. Pas later kwam de mogelijkheid om het beest aan boord te hijsen en
hem daar te “flenzen”.
Op het breedste deel van
het schip, tussen de beide masten, stond in een zeer solide bemetseling met
daarin de vuurhaarden en twee of soms drie try-pots. Om ruimte te besparen
hadden de try-pots aan aan weerszijde een platte kant, waarmee ze tegen elkaar
aan stonden. Om verbranden van de olie te voorkomen, werden de try-pots in de
bemetseling niet direct verhit maar waren zij omgeven door een waterbad. De
vuurhaarden, die werden gestookt met walvisbotten en -kanen hadden geen
schoorsteen. De rookgassen ontweken door gaten pal naast de try-pots om over
zee weg te waaien. ………….
Begin van de negentiende
eeuw kwamen de modernere industrieschepen, waarover ik in een van mijn latere
blogs meer zal vertellen.
Animal rendering in whaling
In my journey in the discovery of the history of animal rendering I not
only see old processes and plants but regularly I also come across all kinds of
outstanding cases. Today I want to tell something about this one from Australia and New Zealand .
In addition to the usual processing of animal by-products from cattle, in
the mid-nineteenth century there was at that place also a - within the framework of animal rendering - much less well-known
processing of whales. As in Europe , whale oil or "train-oil"
was not only used in margarine but it was also very popular among other things such
as lamp oil and lubricating oil.
In certain seasons whales came very close to the South coasts of Australia and New Zealand . So close, that
the hunters there with their rowing boats could go boating to the animals and
killing them. With that same rowing boats the hunters dragged them to the "try-works"
on the shore to process them.
In short that went as follows:
Located on a high point on the coast stood a guard, who as soon as he saw
a whale, he warned the hunters to go off with their boats. With harpoons and spears
the whale was attacked, exhausted ultimately killed, after which the carcass
was dragged to the coast and pulled at the try-works on the shore as far as
possible. After the thick layer of blubber in long strips was cut off from the
carcass it were brought to the try-work and cut or chopped in more practical
pieces. In large cooking pots, the so-called "try-pots" on open fire the
fat or train-oil was rendered. On one side such a try-pot had an overflow
gutter, throug which the rendered fat flows to a second pot for separating the
train-oil from impurities. The fat from this pot was ladled out into the
storage tanks, in which it further cooled and been done into wooden barrels.
From about 1828 to 1930 on the southern coasts of Australia and New Zealand whale oil was produced..
Moreover, already in the middle of the eighteenth century there were a
form of "factory ships", on which the whales could be processed at
sea . To be “flensed” the carcass was pulled
alongside and tied up. Partly on the carcass itself, partly from a kind of platforms
the “flensers” were balancing to cut of the blubber from the carcass and
bringing it on deck. Later on there came the ability hoisting the carcass on board for flensing.
Amidship, at the widest part, between the two masts, a very solid masonry
contained the fires and two or sometimes
three try-pots. To save space the try-pots had a flat side on either side, with
which they were put against each other. Preventing scorcing of the train-oil the
try-pots were not heated by direct fire but the were surrounded by a water bath. As
fuel they use the whale bones and –greaves and there was no chimney at all. The
flue gases escaped through holes right next to the try-pots and where the wind
blew them away over the sea. ………….
Beginning of the 19th century more modern industry ships came in, about which I will tell more later in one of my blogs.
Beginning of the 19th century more modern industry ships came in, about which I will tell more later in one of my blogs.
Smeltpotten of "try-pots" voor walvisspek op land Links de opslagtanks voor de "traan" en rechts een lepel voor het afromen.
Try-pots for train-oil on shore. At the left the storage tanks and at the right a "ladle"
Bron: http://travelling-australia.info/InfsheetsW/whale3.html
"Try-pots" aan boord van een achttiende eeuws fabrieksschip in de walvisvaart
Try-pots on a whalingship in the 18th century
Bron: div. site oa https://sites.google.com/site/caitlinfalk/distinguishingfeatures
Try-pots on a whalingship in the 18th century
Bron: div. site oa https://sites.google.com/site/caitlinfalk/distinguishingfeatures
Labels:
animal rendering,
Australia,
blubber,
destructie,
dierlijke bijproducten,
equarrissage,
flensing,
flenzen,
New Zeeland,
traan,
train-oil,
try-pot,
try-works,
walvis,
whale,
whale-oil
vrijdag 10 april 2015
De eerste eenvoudige autoclaven voor de kadaververwerking nog bijna zonder hulpmiddelen. The first simple autoclaves for processing offal or fallen livestock almost without tools.
Animal Rendering - Destructie Column part 18
Please scroll down for the English version
De eerste eenvoudige autoclaven voor de
kadaververwerking nog bijna zonder hulpmiddelen.
Deel I: In Europa
Anderhalve eeuw na de uitvinding van de Papiniaanse
Pot verkreeg de Fransman Appert in april 1823 in Frankrijk voor vijf jaar het
patent op het smelten van vet in een autoclaaf. Zijn autoclaaf had maar één opening
bovenop met deksel voor zowel het vullen als het ledigen en werd als een zakketel met een ring in een ommuurd vuur gehangen.
Hij hield drie delen “vlees” en/of botten op één
deel water gedurende ongeveer een uur op een temperatuur van 115-130 °C . Na afkoelen en druk aflaten werd (handmatig!) eerst
het vet uit de autoclaaf geschept en daarna met een soort zeefschep de natte en
nog vette vaste stof. De vaste stof
werd op rekken gedroogd en, al dan niet met andere stoffen zoals gips en klei,
tot meststof verwerkt.
Tenslotte werd het
lijmwater er uit gelepeld. Vanwege het snelle bederf was lijmwater alleen maar
bruikbaar als het snel verder kon worden verwerkt, bijvoorbeeld wanneer het in
de onmiddellijke nabijheid als meststof over de landerijen kon worden
uitgesproeid. Als er een lijmfabriek in de buurt was, kon het in vaten daarheen
worden gebracht. Meestal echter werd het lijmwater geloosd. Afgezien van het
feit dat dit erg ging stinken gingen hiermee veel waardevol gelatine, stikstof en kalium, verloren.
Naast een snellere
verwerking claimde Appert in zijn patent verder, dat zijn proces niet stonk.
Echter met name het weer leeghalen van de autoclaaf stonk weldegelijk en bleef
bovendien nog steeds een vies en zwaar karwei.
Later kwamen er autoclaven, waarin men in plaats van
water, direct extra stoom kon invoeren. Ook kwamen er onder aan de autoclaaf
een aftapkraan voor vet en water en een extra mangat voor het weer lossen van
de uitgekookte vaste stof.
De autoclaaf werd dan zo’n 2-4 uur op een druk van 2
½ - 3 bar gehouden, waarna via de
aftap onder aan de autoclaaf eerst het lijmwater en daarna het vet werd afgetapt.
Het zo verkregen vet was echter
verontreinigd met voornamelijk eiwitmateriaal uit het vlees, waardoor het snel
bedierf. Om deze reden werd het vet met water goed uitgekookt om zo te worden
gezuiverd. Pas daarna kwam het in vaten om aan bijvoorbeeld zeepfabrikanten te
worden verkocht.
In 1846 kookte men op een grote Franse vilderij in
Aubervilliers bij Parijs in autoclaven botten, ingewanden, vleesdelen en
allerlei ander kadavermateriaal 12-24 uur onder een druk van 1 ½ atm en een
temperatuur van ong. 110 °C . Het verkregen vet werd als machinesmeer verkocht.
De hoeveelheden waren op deze vilderij zo groot, dat men de overgebleven vaste
stof niet meer op rekken maar in een aparte ketel uitgedroogde. Daarna werd het
tot mestpoeder vermalen. Ook hier werd het geleiachtige lijmwater eerst nog geloosd
en ging dat pas later naar een lijmfabriek
The first simple autoclaves for processing offal or
fallen livestock almost without tools.
Part I: Situation in Europe
A century and a half after the invention of the digester by Papin the
Frenchman Appert obtained in april 1823 in France for five years
the patent on the melting of fat in an autoclave.
His autoclave only had one opening on top of it with a lid for both
filling and emptying and was hanging with a ring halfway around the autoclave over
a ridge in walled fire.
He kept three parts "meat" and/or bones on one part water for
about one hour at a temperature of 115-130 ° C.
After cooling and bleeding off first the fat was (manual!) used one’s
spoon out of the autoclave and after that with a kind of skimmer the fatty wet
solids were shoveled out. The solids were dried on racks and, with or without
other substances such as plaster and clay, processed to fertilizer.
Finally, the glue water there from used one’s spoon. Because of the
quick decay the glue water was only useful when it could be processed rapidly,
e.g. when it could be sprayed out as a fertilizer over the country in the immediate
vicinity. If there was a glue factory nearby, it could be put in barrels and
brougt to the glu factory. Usually, though, the glue water was discharged. Apart
from the fact that with this very much valuable gelatin, nitrogen and potassium
was lost went it stinking.
In addition to a faster processing, in his patent claimed Appert that
his process was odorless…… In particular, however, emptying of the autoclave is
stinking certainly and also it was still a dirty and a heavy job.
Later - instead of water - live steam could be entered directly into the
autoclaves. There came also at the bottom of the autoclave a drain valve for
fat and water and an extra manhole for unloading the boiled out solids.
After holding the digester about 2-4 hours at a pressure of 2 ½-3 bar, at
first the glue water was drained of via the drain valve and after that the fat
was drained.
The resulting fat, however, was contaminated with proteinaceous material
mainly from the flesh, making the fat fast spoiled . For this reason the fat was
well boiled out with water to be purified. Only than it came in barrels, for being
sold to – for example, soap manufacturers.
Twee van de eenvoudige autoclaven
Two of the first simple autoclaves
Bron: Dammer: Handbuch der Chemischen Technik 1896
Two of the first simple autoclaves
Bron: Dammer: Handbuch der Chemischen Technik 1896
dinsdag 10 maart 2015
Eén van de oude methoden voor de verwerking van kadavers en afgekeurd vlees One of the old methods for processing animal carcasses and condemned meat
Animal Rendering - Destructie Column part 17
Please scroll down for the English version
Eén van de oude methoden voor de verwerking van kadavers en afgekeurd vlees
De uitvinding van de Papiniaanse Pot en de ontdekking dat
botten, dat kadaverdelen en (afgekeurd) vlees onder druk veel sneller “gaar”
werden en uiteenvielen betekende nog
niet, dat de autoclaaf meteen ook zijn intrede deed in de vilderijen. Zo’n
autoclaaf was kostbaar en het werken ermee was – vanwege het explosiegevaar –
ook niet ongevaarlijk. Op vele met name de kleinere vilderijen zou nog lange
tijd smelt- en kookketels gebruikt worden, waarin kadaverdelen en botten onder
de normale druk werden “uitgekookt’….
Alleen de hele grote vilderrijen, die over enig kapitaal
beschikten en met name de grotere slachthuizen begonnen langzamerhand met het
verwerken van dit materiaal in autoclaven of “Fleischdämpfer”.
Rond 1905 deden in Europa de slachthuizen ervaringen op met
autoclaven voor het toch voor de consumptie bruikbaar maken van enigszins
verdacht vlees. Dit was vlees, dat (nog) niet aan het bederven was maar waarvan
men wel twijfels had over de versheid ervan. Om dit vlees te vrijwaren van een
toch verder bederven en vrij te maken van mogelijke ziektekiemen ging men dit
steriliseren. Dit deed men door dit vlees onder druk net zo lang te koken
totdat ook het binnenste gekookt was. Het koken had voldoende plaats gevonden
als ook het binnenste van het vlees een bepaalde kleur had, die voor elk soort
vlees overigens weer anders was.
Fleischdämpfers waren
er in staande en liggende uitvoeringen. Ze hadden overeen, dat in het apparaat
de vleesdelen in op elkaar gestapelde manden werden gedaan, waarna het apparaat
hermetisch werd gesloten. In apparaten, met een dubbele wand voor het
doorvoeren van stoom kwam onderin een laag
water waarna het geheel via de stoommantel werd verhit. Bij enkelwandige
apparaten werd direct stoom in de autoclaaf gelaten. Over het algemeen werd het
vlees gedurende ca 1 ½ tot 2 uur onder
een druk van ca 1-1,5 atm “gestoomd” De vleesdelen mochten hierbij niet dikker
zijn dan 15 cm.
Deze apparaten, die oorspronkelijk waren bedoeld voor het
steriliseren van het zogeheten “vrijbankvlees” werden ook gebruikt voor het
verwerken van geheel afgekeurd vlees en het winnen van kadavervet. Geheel
afkeurenswaardig was het wanneer dit allen in één en hetzelfde apparaat
gebeurde.
Onder andere de firma Rohrbeck bouwde speciaal voor het
verwerken van afgekeurd vlees en kadaverdelen een zwaarder apparaat, waarvan de
werkdruk kon oplopen tot 2,5 atm. In dergelijke apparaten, waarvan de grootste
zo’n 2 m lang was met en diameter van 1,5 m konden zo in één keer 3 tot 4 stuks (in stukken
verdeeld) groot vee worden verwerkt.
One
of the old methods for processing animal carcasses and condemned meat
The
invention of the digester by Papin and the discovery that bones and other parts
of animal carcasses or (condemned) meat under pressure much faster
"cooked" and falls into pieces didn’t mean yet, that the autoclave
also was introduced in all the knacker-yards. Such a autoclave was quite
expensive and working with it was – because of the risk of explosion – not
harmless. On many knacker-yards, specially the smaller ones, for a long time it
would still be usual to use melting and cooking boilers, in which the parts of
the carcasses and bones were “boiled out” under the normal pressure of 1 atm.....
Only the
great big knacker-yards, which had about any capital and especially the larger
slaughterhouses started gradually with the processing of this material in
autoclaves or "Fleischdämpfer".
Around 1905
the slaughterhouses in Europe gained experience with autoclaves in order to make somewhat suspicious
meat suitable for human consumption. This concerned meat, that (yet) not was
going bad but it was meat of which one
had doubts about the freshness. To protect this meat against going bad and to destroy
all possible germs, this meat was sterilized. This was done by cooking this
meat under pressure just as long until also the inner was cooked. Cooking had
sufficient taken place when the interior of the meat had a certain color, for each
type of meat this color was different.
Fleischdämpfers
were both in vertical and in horizontal designs. They had in common, that in
the device the meat parts were put in stacked baskets, after which the device
was closed hermetically. In steam jacketed devices at the bottom there was a layer
of water after which the whole was heated by the steam jacket. At single-hulled
devices live steam was lead directly into
the autoclave.
Generally,
the meat was “steamed”for about 1 ½ to 2 hours at a pressure of about 1-1.5 atm.
The meat parts were not thicker than 15 cm.
These
devices, which were originally designed for sterilizing the so-called "Freibankfleisch"
were also used to process whole rejected meat and rendering fat from animal
carcasses. Entirely objectionable was when this all happened in one and the
same device.
Steriliseerautoclaaf uit ca 1905 voor afgekeurd vlees
Sterilizing autoclave from about 1905 for condemned meat
Bron: R. Fischer Sclachtabfälle und Tierleichen 1905, p. 125
Abonneren op:
Posts (Atom)