Please scroll down for the English version
De Tina's en Ladrons van de "Liebig Extract of Meat Company
Het voor de winning van
het vet in eenvoudige autoclaven verkoken van slachtafval vond eind negentiende
– begin twintigste eeuw op grote schaal toepassing in de omgeving van Fray
Bentos in Uruguay. De Liebig Extract of Meat Company had daar toen de grootste
slachterij en vleesverwerkende industrie ter wereld, waar men per etmaal in het
slachtseizoen 1500 runderen slachtte om het vlees daarvan voornamelijk tot
bouillonpoeder en –blokjes te verwerken.
Afgezien van de huiden, hoeven en bepaalde botten, die apart werden verkocht, ging alle overige slachtafval met speciale lorries op rail linea recta naar de vulopeningen van een twintigtal reusachtige autoclaven; de zogeheten “tinas”. Elke tina was ong. 10 m hoog en had een diameter van 3 m. In deze tinas werd het materiaal na toevoeging van wat water ongeveer 6 uur lang met verzadigde stoom op een druk van 4 atm. gehouden, waarna na drukaflaten van onder af met water het vet naar boven werd gestuwd. Via de overloop bij de bovenste invulopening gaat het vet naar een goot vanwaar het direct naar een groot vetreinigingsvat loopt.
Afgezien van de huiden, hoeven en bepaalde botten, die apart werden verkocht, ging alle overige slachtafval met speciale lorries op rail linea recta naar de vulopeningen van een twintigtal reusachtige autoclaven; de zogeheten “tinas”. Elke tina was ong. 10 m hoog en had een diameter van 3 m. In deze tinas werd het materiaal na toevoeging van wat water ongeveer 6 uur lang met verzadigde stoom op een druk van 4 atm. gehouden, waarna na drukaflaten van onder af met water het vet naar boven werd gestuwd. Via de overloop bij de bovenste invulopening gaat het vet naar een goot vanwaar het direct naar een groot vetreinigingsvat loopt.
Wanneer alle vet was
afgetapt, werd de watertoevoer gesloten en ging het lijmwater uit de tina naar
de zogeheten “ladron” om ook het laatste beetje achtergebleven vet uit het
lijmwater te halen. De ladron was een ongeveer 10 m lange, 4 m brede en 3m
diepe bak, met haaks op de lengteas keerwanden van steeds wisselende
hoogte. Aan de onderkant van de hoogste
wanden bevonden zich doorlaatopeningen. Het lijmwater kwam rechts boven via een
goot in de ladron en verliet deze uiteindelijk via de afvoergoot aan de
linkerkant. Onderweg volgde het
lijmwater zijn afwisselend stijgende en
dalende weg tussen de keermuren door. De kleine vetdruppeltjes stegen
alsnog naar de oppervlakte waar dan de ontstane vetlaag werd afgeschept. De
resterende vaste stof in de Tina, werd via het onderste mangat hieruit gehaald
waarna in centrifuges het nog aanhangende vet hieruit werd gehaald.
Nadat eerst de botten uit de vaste massa werden gehaald om tot beendermeel te worden verwerkt werd de resterende vaste stof in de open lucht op droogrekken gedroogd en vermalen tot meststof, dat als “guano” naar Europa ging. Ook werd dit wel verbrand en ging de as als kunstmest naar Europa.
Nadat eerst de botten uit de vaste massa werden gehaald om tot beendermeel te worden verwerkt werd de resterende vaste stof in de open lucht op droogrekken gedroogd en vermalen tot meststof, dat als “guano” naar Europa ging. Ook werd dit wel verbrand en ging de as als kunstmest naar Europa.
Tenslotte werd het
uiteindelijke afvalwater bij Liebigs gebruikt voor de voeding van vele vissen,
die uiteindelijk werden gevangen en verkookt voor de visolie.
De reusachtige negentiende eeuwse staande autoclaven of "Tina's"voor slachtafval bij Liebig in Uruguay
The huge autoclaves or "Tinas" for ofall in the 19-th century at Liebigs Uruguay
Bron: Historia y Arqueologia Marítima Liebig
The "Tinas" and "Ladrons" of the Liebig Extract of
Meat company
The- for the extraction of the
fat - in simple autoclaves boiling of offal had in the late 19th – early 20th
century a widely application near Fray Bentos in Uruguay .
In that time the Liebig Extract of Meat Company had there the largest
slaughterhouse and meat processing industry in the world, where per day in the
season of slaughter 1500 bovine animals were slaughtered for processing the
meat mainly to beef-tea powder and beef-tee cubes
Apart from the hides and skins, hooves and certain bones, which were
sold separately, all other offal went with special tip trucks on rail directly
to the filling openings of twenty giant autoclaves; the so-called
"tinas". Each tina was approx. 10 m high and had a diameter of 3 m.
In this tinas the material was - after addition of some water- held for about
6 hours long with saturated steam at a pressure of 4 bar and after which the
pressure was bleeded off the fat was squeezed upward with water from below . Via
the overflow at the top fill opening went the fat to a gutter from where it
directly flew into a large fat cleaner.
When all the fat was drained off, the water supply was closed and the
glue water went from the tina to the so-called "ladron" for remaining
also the last bit of fat from the gluewater.
The ladron was approximately a 10 m long, 4 m wide and 3 m deep reservoir
with at right angles to the longitudinal axis, retaining walls of changing
heights. At the bottom of the highest walls outlets were situated. The glue
water came right above via a gutter into the ladron and left the ladron via the
drain gutter on the left.
En route the glue water followed an alternately rising and falling path between
the retaining walls. The small fat droplets still rose to the surface where the
resulting fat layer was skimmed off.
The remaining solid in the Tina, was taken out via the lower manhole after which in centrifuges the still adhering fat was extracted. After the bones were removed from the solid mass to be processed into bone meal, the remaining material was dried on drying racks in the open air and ground into fertilizer, that if "guano" went to Europe. Also it was burned and the ashes were sold toEurope as fertilizer.
The remaining solid in the Tina, was taken out via the lower manhole after which in centrifuges the still adhering fat was extracted. After the bones were removed from the solid mass to be processed into bone meal, the remaining material was dried on drying racks in the open air and ground into fertilizer, that if "guano" went to Europe. Also it was burned and the ashes were sold to
Finally, the ultimate waste water at Liebigs was used for the nutrition
of many fishes, which eventually were caught and boiled to extract the fish
oil.
Doorsnede van een "ladron" waarin bij Liebigs het laatste vet van het lijmwater werd afgescheiden
Cross-section of a "ladron" in which at Liebigs the last fat of the glue water was separated
Bron: Haefke "Die Technische Verwerthung von Thierischen Cadavern " 1899 pag. 157